Er zijn grote coureurs, kleine coureurs, dikke en magere, klimmers en sprinters, rouleurs en wieltjeszuigers maar bovenal telt voor ondergetekende: zijn ze uit het goede hout gesneden of anders gezegd kunnen ze afzien, bij de beesten, kunnen ze zichzelf overtreffen. Zetten ze door als elke vezel in hun lichaam schreeuwt om ermee op te houden?
Los van de glorie van de kopman, zijn het de knechten die mee instaan voor de heroïek van de koers en als uw verslaggever in een vorig leven coureur zou zijn geweest, dan wellicht in die laatste categorie…
Enfin, deze zwaarwichtige inleiding pour mieux comprendre ce qui suit…
Schrijlings gezeten op een nadar terwijl zo’n 4000 man zich haast om toch maar langs de nauwe startzone zo snel mogelijk het parcours op te duiken- dat is mijn eerste ervaring met het cyclogebeuren. De meerwaarde van deze groepsstart ontgaat me eerlijk gezegd volledig. Ok, 4000 zotten die aan de start staan van “Les 3 Ballons” da’s best een indrukwekkend beeld…maar goed, to the point… ik spring over de nadar en wordt aangespoord om over de “detectiemat” te rijden. Voor mij ontwaar ik nog net Johan Thijsen. Après moi, c’est le déluge. Geen idee waar de anderen zijn, onze “a-ploeg” heeft het ruime sop al gekozen. Wij besluiten te wachten op de andere nadargymnasten: Jurgen T., Evrard, Rik en Timothy…
Als deze eindelijk allemaal aangesloten zijn worden we van alle kanten voorbijgevlogen door kleinere en grotere groepen maar onverstoord en onversaagd houden we vast aan ons eigen tempo van zo’n 32 km/u. Al gauw hebben we enkele tientallen renners in ons zog die wellicht net zoals wij met wat reserve aan de eerste klim willen beginnen.
De Côte de Faucogney komt al snel in zicht, niet te steil, niet te smal, een klim in schuifjes. Het gaat vlot en al gauw komt de afdaling in zicht. “Descente dangereuse” staat er aangegeven, dat wordt bevestigd door de hevig bloedende renner die we links in de kant zien na nog geen 3 bochten. Links en rechts sporen van leeggelopen bidons op het wegdek, verderop nog iemand die naar zijn sleutelbeen tast en verweesd in de kant zit. We houden ons verstand erbij en doen verder.
De tweede col van de dag is de gevreesde Chevrères, een onding met gemene steile passages- 17%, meer, geen idee, ik durf niet te kijken. Ik ben vooral bezig met te proberen niet in de kant gereden te worden en met langzamere renners te ontwijken. Blijven zitten is de boodschap want als je het traject niet kan kiezen beland je in de losse steenslag die er veelvuldig ligt (wellicht omdat ze de gaten in het wegdek een week voor de cyclo nog gerepareerd hebben). Enfin, van steil gaat het naar zeer steil, nog wat steiler en dan 8%. Ook deze afdaling blijkt “dangereuse” en net voor we beneden aan de bevoorrading zijn, zijn Johan Thijsen en co nog getuige van een valpartij met 2 renners die tegen mekaar aan rijden en in het decor gekatapulteerd worden.
Beneden staat er iets dat moet doorgaan voor een bevoorrading maar dat meer lijkt op een scène uit de b-film “Piranha”, als een bende armoezaaiers stort de massa zich op een tentje van 2 bij 2 meter. Discipline en rust? Don’t think so. Zelf heb ik achter een auto een fonteintje gevonden waaraan ik mijn drinkbus vul, we zullen straks wel zien of dat darmfloragewijs een goed idee is. Tipi Cuypers kunnen we niet meer vinden, doorgereden? Wie zal het zeggen, we kunnen helaas niet blijven wachten.
We trekken ons terug op gang en zie het wordt zowaar al wat rustiger. Op weg dus naar de volgende klim: de Ballon d’Alsace. Hier doet de eerste warmte zich gevoelen en prompt gaat mijn harstlag de hoogte in. Al gauw zie ik de rest een honderdtal meter voorop rijden. Warmte is niet mijn vriend, ik zal altijd een voorjaarstype blijven. Gelukkig weten de metgezellen dat en houden ze wat in zodat ik net voor de top weer aansluiting krijg.
Boven wacht bevoorrading 2, ’t is iets rustiger hier maar overal slingeren bekertjes en vuilnis, halfopgegeten koeken, lege gelverpakkingen. Dat zijn we in Vlaanderen niet gewoon. Tijd om wat te knabbelen en dan vliegen we er weer in. Na een gezwinde afdaling en een goed lopend tussenstuk beginnen we aan de Col de Hundsrück, een klim met wisselende percentages en net iets meer schaduw dan de Ballon d’Alsace maar niettemin warm, ik moet echt een afweging maken over hoeveel water ik kan gebruiken om mezelf af te koelen door het over mijn helm te gieten. Ik besluit spaarzaam te zijn want het is pas bovenop de Grand Ballon dat de volgende ravito wacht. Ik rij mijn eigen tempo en dat is verstandig want ik passeer een pakket renners dat zichzelf al vergaloppeerd heeft in het eerste gedeelte. Bergop rijden we allemaal ofwel in kleine groepjes ofwel alleen. Boven wordt er op mekaar gewacht.
Na weeral een mooie afdaling komen we op een tussestuk dat ons naar de Grand Ballon brengt, ik begin al door te krijgen dat dat hier vandaag gene simpele gaat zijn- na de Grand Ballon zijn er immers nog dik 90 km te rijden met daarin nog 5 cols/beklimmingen. Even later vatten we de klim aan, 16 km scheiden ons van de top. Johan en Rik rijden voorop en lijken niet gehinderd door de warmte, ik volg en wordt even later voorbijgestoken door Jurgen en 100 m achter mij rijdt Evrard. Man toch, die klim blijft maar duren, elke km lijkt wel een uur te duren. t’Is ondertussen bijna middag en de warmte loopt op. Mijn voeten doen pijn en ik sleep me naar boven, echt draaien doet het nergens, ik geraak niet in het ritme. Overal zitten en liggen renners in de kant, meestal in de schaduw van een boom of struik. Verleidelijk, ik denk er ook aan om even te stoppen, gewoon om die voeten te laten afkoelen. Ik kan die gedachte van me afzetten tot op drie km voor de top, in een grote ruime bocht speelt de wind een beetje en ik belsuit even af te stappen. Evrard die wat verderop zat, volgt mijn voorbeeld. Hij vraagt wat water om over zijn voeten te sproeien en mijn spaarzaamheid komt nu goed van pas. Na een honingkoek en wat rust beginnen we aan de laatste 3 km en ook die blijken steeds rond de 9% te hangen. Als ik eindelijk op de top sta ben ik te vermoeid om te genieten van het uitzicht. Ik zie niemand tot Johan vanuit de cafetaria op me roept, even later is ook Evrard boven.
Binnen zit de rest… tot mijn verbazing is ook Timothy hier nog en zelfs Dirk Smits. Iedereen ziet er al behoorlijk getekend uit. We drinken wat en sommige jongens eten een pasta. Ik kan zowat in slaap vallen van vermoeidheid en ik ben niet alleen. Evrard vraagt zich terecht af of dit nog wel verantwoord is. Zijn woorden zijn nog niet koud of iemand gaat midden in de cafetaria van z’n stokje. ’t is duidelijk dat heel wat deelnemers al net over de grens zijn geweest.
We rusten nog wat en dan besluiten we verder te doen, even verder wacht de bevoorrading: het water is op maar ze zijn er gaan bijhalen. Een bestelwagen arriveert met een kruik van 20 liter voor 60 dorstige renners. We besluiten onze plan te trekken en hopen in een dorpje onze bidons te vullen. De afdaling van 20km verloopt vlot, het is mooi om te zien hoe onze mannen op mekaar afgestemd zijn, mooie vloeiende lijnen in de bochten. Het voordeel van mekaar te kennen speelt zeker mee.
Er volgt al snel de Col d’Oderen, aangezien ik mij daar 2 weken na datum niet bijzonder veel van herinner zal het wel niet zo’n zware helling zijn. Even later rijden we de volgende helling op de Col des Croix. Daarvan weet ik voornamelijk dat we op de top eindelijk onze drinkbussen konden vullen met dank aan een Vlaamse weldoener die ook een groepje begeleidde en medelijden had met ons groepje afgepeigerde reetzweters.
Na alweer een snelle afdaling doken we de grote baan op richting Champ Jaillet, enkele km verder. Een pijl naar rechts en patat onmiddellijk 17%. Ik meldde nog even het gemiddelde percentage dat ik kon aflezen van het op mijn fiets geplakte hoogteprofiel. Het werd gelijk stil in ons groepke. De helling was een smeerlap met een gemiddelde van 9,5% maar dat een gemiddelde altijd alleen maar een gemiddelde is komen we te weten als de klim na een paar honderd meter volledig gaat liggen om dan even verder opnieuw 15 à 16% aan te tekenen.
Nadat iedereen al trekken en sleurend boven was geraakt wachtte de laatste bevoorrading: hier had men gelukkig voldoende water voorzien en konden we onze dorst met volle teugen lessen. Er wachtte nog een kort klimmetje dat ik fluks overwon, vermoeidheid ja, kapot blijkbaar nog niet.
Even later een bordje met daarop “20 km”, en dat met al nagenoeg 200 km op de teller. Menigeen in onze groep had minder dan 210 km in gedachte bij het vertrek. Bij de één en ander werd er een klein mentaal nekslagje uitgedeeld maar goed de weg liep nu grotendeels in dalende lijn en even later waren we op de grote weg naar Raddon Chapendu.
We persten er nog een gezamenlijk ploegentijdritje uit tegen 40 km/u en de laatste 6 km waren voorbij voor je er goed en wel erg in had. Met z’n zevenen doken we de laatste bocht in en zie daar stonden onze andere ploegmaats ons nog op te wachten. Sterk, want er waren er bij die al meer dan 3u binnen waren.
Chip inleveren, pasta knabbelen, fotookes maken met de medaille van de 3 Ballons die ik aan mijn zoon beloofd had. De voorzitter sloofde zich uit om voor zijn manschappen drank en spijs te halen. 4 man was intussen al doorgereden naar het hotel en de overige acht deden even later hetzelfde, dat we daarvoor nog een colleke moesten beklimmen, namen we er vrolijk bij. Gelo boys zijn immers van geen kleintje vervaard. Met meer dan 30 km/u bereikten we le Val d’Ajol.
Tijd voor een fris doucheke en daarna pintjes, pizza en wijn en vooral een hoop sterke verhalen. Meer moet dat niet zijn!
Excellent en zeer gedetailleerd verslag, puik!